Het statige achttiende-eeuwse college in het centrum van Leuven werd gebouwd in opdracht van de abdij van Villers, die het gebruikte als studiehuis en als refuge in geval van oorlog.

Nog altijd draagt de rijke gevel, die macht en status moest uitstralen, het trotse wapenschild van de invloedrijke abdij.

De binnenplaats ademt een heel andere, meer intieme sfeer uit. Bezoekers komen er terecht in de wereld van een achttiende-eeuws universitair college. Heel veel bewoners waren er destijds niet: een president, een rentmeester, enkele studenten en vooral veel knechten en meiden die het gebouw onderhielden en die op de bovenste, meest bescheiden verdieping gehuisvest werden.

Op het gelijkvloers bevonden zich de salons van de president. De sluitstenen waarmee de deuren en de voornaamste ramen van die verdieping zijn afgewerkt, werden versierd met schelpen en loofwerk, typisch voor de ingetogen rococo van het elegante gebouw. Twee fraaie, met schubben voorziene pompen op de binnenkoer zorgden voor de watervoorziening. Ovaalvormige vensters verluchtten de ongetwijfeld rijkelijk voorziene voorraadkelders van het college.

Tijdens de Franse Revolutie werd de abdij van Villers afgeschaft. De refuge kwam een tijdlang in privéhanden. Er werden particuliere woningen in ondergebracht, een wijnhandel en zelfs een slotklooster.

Tot het gebouw in 1889 op initiatief van Jean-Baptiste Carnoy aangekocht werd voor het departement Plantkunde van de universiteit. Er werden laboratoria en collegezalen geïnstalleerd. Duizenden studenten hebben er rondgelopen. De monumentale eiken trappen met hun zwierige rococomotieven hebben dat intense gebruik verbazend goed overleefd.

Het gebouw zelf was op het einde van de twintigste eeuw afgeleefd. Nadat de KU Leuven in 1982 het zogeheten Carnoy-instituut definitief verlaten had, kende het op een aantal krakers na bijna twintig jaar lang geen bewoners. Wel was het een komen gaan van aannemers en werklieden, die eerst het dak, dan de gevels en ten slotte het interieur van het Villerscollege in zijn oude glorie herstelden. Ondertussen had de universiteit het gebouw overgedragen aan de Vlaamse Gemeenschap, die het op haar beurt in 1990 zou doorgeven aan de federale overheid, met de uitdrukkelijke bedoeling er een rijksarchief in onder te brengen.

In 2001 werd het Villerscollege in gebruik genomen. Niet alleen door het Rijksarchief, maar ook door drie vredegerechten.

Voor een volwaardig archiefmagazijn was het wachten op 2011, wanneer de nieuwbouw achter het achttiende-eeuwse complex in gebruik werd genomen. Dat staaltje van bouwkundig vernuft voorziet in ongeveer 50 strekkende kilometer magazijnruimte, grotendeels onder de grond. De dubbele muurconstructie beschermt tegen insijpelend water en bovendien is het gebouw uitgerust met de meest geavanceerde technieken inzake klimaatbeheersing en beveiliging.

Aan de riante tuin achter het college herinnert enkel nog een oude, naar verluidt achttiende-eeuwse, ginkgo biloba.

 

Bron: Rijksarchief Leuven